17 juni 2007
De nare nagalm die weerklinkt in aansluiting op de verachtelijke spreekkoren bij de wedstrijd ADO Den Haag tegen Ajax van afgelopen weekend doet mij sterk terugdenken aan de ‘derde helft’ van de wedstrijd op het Europees Kampioenschap voor spelers onder de 21 jaar tussen Engeland en Servië in 2007. Bij dit in de Nijmeegse Goffert afgewerkte duel werden donkere Engelse spelers onheus bejegend door Servische ‘fans’. Het laat zich raden wat destijds gebeurde in de dagen die volgden op deze anti-reclame voor Nederland en de voetbalsport. Iedereen die het beter wist, sprak schande van wat die Servische fascisten allemaal geroepen zouden hebben. Maar zoiets spreekt bijna voor zich. Zo gaat het in Nederland namelijk altijd. Geen daden maar woorden!
Toevallig ben ik er die bewuste avond in juni 2007 zelf bij geweest in De Goffert. Samen met mijn toen achttienjarige neefje. Sterker nog, wij zaten in het vak precies náást de kooi waarin het ‘ongedierte’ uit de Balkan was opgesloten. Enkel een plexiglas wand scheidt ons van dat schijtvolk. Normaal gesproken hoeft er maar het minste of geringste mis te gaan in een stadion, dan merk ik dat meteen. Noem het een soort instinct. Een zesde zintuig. Ik durf mezelf op dit vlak best een ervaringsdeskundige te noemen. Wie zóveel voetbalwedstrijden bijwoont als ik-zei-de-gek, ontgaat weinig. En juist die avond in Nijmegen gebeurt dat vreemd genoeg wél. Misschien dat mijn oordopjes al het geluid om mij heen dempten, maar ik heb met de beste wil van de wereld géén spreekkoren waargenomen uit het aangrenzende stadionvak.
Pas in de dagen daarna, en in de aanloop naar de finale Nederland – Servië, zorgen de golven van verontwaardiging ervoor dat ik hoor dat in De Goffert blijkbaar niet alles volgens het draaiboek verlopen is. Televisiebeelden en geluidsfragmenten bewijzen het. Toch – en ook dát maakt het vanzelfsprekend niet minder verwerpelijk – kan ik me acht en een half jaar jaar na dato nog altijd niet voorstellen dat destijds sprake is geweest van aanhoudende beledigingen aan het adres van Engelse voetballers. Er zal ongetwijfeld wat geroepen zijn, maar dat heeft dan slechts kort weerklonken. Zeker niet de hele wedstrijd. Was dat wel het geval geweest, dan was het me opgevallen. Dan had ik het gehoord. Geen twijfel over mogelijk.
Het neemt niet weg dat schreeuwers voortdurend ergernis blijven opwekken. ADO – Ajax vormt geen uitzondering op die regel. En dan doel ik niet alleen op de schreeuwers die zondagmiddag in het Kyocera stadion Ajacied Riechedly Bazoer tot een lijdend voorwerp maakten. Nee, ik doel vooral op die moralisten en fatsoensrakkers die achteraf altijd alles beter weten. Iets niet horen is iets anders dan iets niet wíllen horen. Óf – erger nog – structureel de andere kant op kijken, goed praten wat slecht is of de kop in het zand steken.
Wanneer zulke kwakers eens kwaadsprekers móeten veroordelen, hoor je ze meestal niet. Maar ja, in zulke vervelende situaties betreft het meestal geen bezoekers van voetbalwedstrijden. Blijkbaar gelden dan verzachtende omstandigheden en is het mínder erg en mínder kwetsend…