Guantánamo: bijna aan het einde van de wereld…

door | 6 januari 2017

Vandaag 13 jaar geleden

Voor het merendeel van de toeristen die ik in de loop der jaren in Cuba tegenkom beperkt hun vakantie zich tot de paradijselijke stranden van Varadero of Guardalavaca. Het rondje Havana ontbreekt vanzelfsprekend niet. Alle bezienswaardigheden langs. Busladingen vol. Een veel te duur glas rum achterover slaan in de Bodeguita del Medio. Kijken hoe in de sigarenfabrieken van Partagas of Upmann de puros handgedraaid worden. El Morro. Het Capitolio. De kathedraal. Plaza de la Revolución. De hele mikmak. Even stoppen. Vlug een fotootje maken. Busje in, en weer verder.

Ik geloof dat allemaal wel, al die toeristische highlights. Ik wijk graag af van de gebaande paden, kijk liever wat verder. Stukje bij beetje werk ik zo alle Cubaanse provincies af. Occidente én Oriente. Dertien jaar geleden beland ik eindelijk in Guantánamo, in het uiterste oosten van het eiland. Vooral bekend van het liedje Guantanamera en de beruchte Amerikaanse marinebasis. Een geluk dat Donald Trump in 2004 nog niet in het Witte Huis zit. Anders had ik er waarschijnlijk tot aan het einde van m’n levensdagen moeten blijven…

Het verwondert nauwelijks dat veel toeristen nooit verder komen dan het 170 kilometer westelijk gelegen Santiago de Cuba. In Guantanamo-stad valt weinig te beleven. Goed, wie echt niks beters te doen heeft, kan verder naar Baracoa. Maar bijna 1000 kilometer ten oosten van Havana krijg je toch de indruk dat je je aan het einde van de wereld bevindt. Het warmste gedeelte van het land. En het armste. Een bakoven. Stoffig. Paard en wagen bij gebrek aan auto’s. Waaraan – behalve aan zonuren – eigenlijk geen gebrek?

In feite is het plaatselijke Plein van de Revolutie, schuin tegenover Hotel Guantánamo, het enige wat indruk maakt. Scholieren poseren daarom maar wat graag en vol trots op hún Plaza.

6 januari 2004 Guantánamo-stad

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *