Vandaag 20 jaar geleden
Alvorens we gezamenlijk terugvliegen naar Nederland, breng ik met mijn toenmalige vriendin Niurka enkele nachten door in Matanzas. We logeren bij haar Cubaanse familie. Al kan ik dat niet echt een pretje noemen.
Het is een ware beestenboel in het huis van tante Carmen. De kippen wandelen vanaf de binnenplaats zo de keuken binnen. In de patio verzamelen zich tientallen vliegen. Om gek van te worden. Vreselijk irritant.
In de baai van Matanzas knijpt Piet Hein er in 1628 met de Zilvervloot tussenuit. Sindsdien is er volgens mij ter plaatse nauwelijks iets sensationeels meer gebeurd. Sinds het ontvreemden van de Zilverloot blinkt er weinig meer in de hoofdstad van de gelijknamige provincie, gelegen op slechts een half uurtje rijden van de paradijselijke stranden van Varadero. Er valt werkelijk geen ene fuck te beleven.
Het centrum bestaat uit eentonige, ellenlange straten met huizen die vrijwel zonder uitzondering een likje verf nodig hebben. Aan strijdkreten op de muren ontbreekt het daarentegen niet. Paard en wagen gelden als de voornaamste vorm van openbaar vervoer. Toeristische attracties kan ik niet ontdekken. De baai biedt een fraai uitzicht, maar daar houdt het verder ook wel mee op.
10 juli 1998 Matanzas
Dus precies een plaats en omgeving, die bij je past.