Varkens

By | 17 maart 2020

Wie denkt dat we dat varkentje even snel wassen is door de niets en niemand ontziende meedogenloosheid waarmee de corona-epidemie inmiddels huishoudt waarschijnlijk al wel wakker geschud. Er hoeft geen VAR aan te pas te komen om de ernst van de situatie duidelijk te maken. Hoge nood brengt niet altijd het beste in mensen boven, blijkt wel. Hoe inhalige aso’s als bezetenen door supermarkten wroeten doet me terugdenken aan de tijd dat ik nog verkering had in Cuba. Door hun vaak erbarmelijke leefomstandigheden gedreven gingen de mensen daar ook heel ver. Al was er destijds in mijn geval sprake van ergens een varkentje ophalen…

Ik praat nu over de periode rondom de Millenniumwisseling. In Cuba is het in de jaren na de ineenstorting van het communisme in Europa constant crisis. Cubanen kennen niet de luxe van volle supermarkten. Dagelijkse levensbehoeften staan op rantsoen, zijn in staatswinkels verkrijgbaar op vertoon van een libreta, vergelijkbaar met ‘onze’ distributiekaarten uit de Tweede Wereldoorlog. Voor de aanschaf van kwaliteitsgoederen moet men beschikken over deviezen. Maar de dure producten uit de goed gevulde schappen van de dollarwinkels kunnen slechts heel weinig onderdanen van partijleider Fidel Castro zich veroorloven. Zeker in de zogenaamde ‘speciale periode in vredestijd’, de zware economische recessie die het land treft nadat de steun van de hoofdsponsor uit Moskou wegvalt, neemt de zoektocht van de hongerende bevolking naar de meest elementaire zaken soms bizarre vormen aan. De zwarte markt tiert welig. De schaduweconomie bloeit.

Hay que inventar is een gevleugelde kreet in die woelige periode. Dag in dag uit moeten de inventieve inwoners van de hoofdstad Habana en andere plaatsen van alles verzinnen om hun hoofd boven water te houden. Ze handelen werkelijk overal in. Je kunt het zo gek niet bedenken. Als wandelende portemonnee, zoals de locals elke extranjero beschouwen, krijg ook ik er de meest verlokkelijke aanbiedingen. Sigaren, rum, smakelijk vrouwenvlees. Te mooi om waar te zijn. Muy barato. Exclusief voor mij. Tegen een vriendenprijsje.

Ik kan me goed herinneren hoe op een dag een klein ventje, ouder dan tien was hij nauwelijks, naar me siste: psssssst, psssssst, quieres Maria? Aanvankelijk verkeerde ik in de veronderstelling dat het brutale straatschoffie mij wilde koppelen aan zijn zus of zijn moeder. Maar dat bleek een misvatting. Maria bleek… marihuana! Ja ja, het handelen en ritselen zit ze al op jeugdige leeftijd in het bloed. Zelfs luxeartikelen als wc-papier kan iemand met hoge nood in Havana in die dagen gewoon langs illegale weg op straat verkrijgen. Uiteraard wel in ruil voor keiharde deviezen. Dollars. Of pesos convertibles, CUC’s. Fula. Guanikiki. Nee, gratis is niks. Alle ritselaars zijn wel goed, maar zeker niet gek. In ’s werelds meest tropische arbeiders- en boerenparadijs gaat alleen de zon voor niks op. 

Maar de aanschaf van een varken? Nou, dat was zelfs voor de bedrijvige Cubanen geen dagelijkse kost. Het bewijst hoe ver mensen gaan voor een stuk vlees op tafel. In dit specifieke geval liefst 226 kilometer! Ik heb al mijn Cubaanse avonturen in dagboeken bijgehouden. Dus bijna negentien jaar na dato kan ik nog exact nalezen hoe mijn vriendinnetje Niurka mij op 5 juni 2001 vanuit Ciudad Habana meesleepte naar de aangrenzende provincie Pinar del Rio. Het is dat ik er zelf bij ben geweest, anders zou ik het verhaal waarschijnlijk ook voor erg ongeloofwaardig houden. Voor alles is echter een eerste keer. Voordien was ik ook niet eerder in een gammele Daihatsu Cuore ergens in the middle of nowhere een varken wezen kopen. Laat staan dat ik al eens zo’n beest achter in een kofferbak ergens naartoe had getransporteerd.

Plek van bestemming was Santa Cruz, een dorpje van niets. Het staat niet eens op een landkaart. Een paar straten met behalve het onvermijdelijke borstbeeld van de Cubaanse vader des vaderlands José Martí en een heuse bioscoop vooral troosteloosheid. Bij een paar achteraf gelegen hutjes zaten wat uitgemergelde oudjes op een schommelstoel op hun veranda de tijd te doden. Naast een van de bouwvallige optrekjes leidde een aantal varkens eenzelfde luizenleventje. In deze negorij sloeg Niurka haar slag. Met het overhandigen van stapeltje biljetten van 100 peso aan de heer des huizes, werd de transactie voltrokken en ging één van de beesten in een grote zak met ons mee terug.

Eerst sputterde het varkentje heftig tegen en maakte het afgrijselijke geluiden. Een poot scheurde door de zak heen. Eenmaal in de kofferbak, evenals de kip die we eerder op de heenweg bij Niurka’s oma in Bauta hadden afgegeven, hield het gekrijs gelukkig snel op. Wonderwel overleefde puerquito de reis en kwam het heelhuids in Havana aan. Bij aankomst dumpten we het bij een vage kennis ergens in de wijk Playa. Het arme beest mocht zich op deze plek tot aan de Kerstperiode laten vetmesten. En voor die ongein reed ik op de bewuste dag liefst 226 kilometer in mijn huurautootje. Dat het in Cuba streng verboden is dieren van de ene naar de andere is te vervoeren, kreeg ik pas achteraf te horen. Maar dat durf ik inmiddels wel op te biechten. Ik ga er voor de goede orde maar vanuit dat de daad inmiddels verjaard is.

Wat ik ermee wil zeggen is dat mensen voor wie het geen vanzelfsprekendheid is dat er ieder etmaal een warme maaltijd op tafel staat of zelfs water uit de kraan stroomt, van jongs af vaak aan een bepaalde vindingrijkheid ontwikkelen. Zeker in een land als Cuba, waar iedereen dagelijks strijd moet leveren om te óverleven, gaan de meeste mensen doorgaans veel flexibeler met tegenslagen om dan bij ons. Solo vencen los que luchan y resisten. Alleen zij die strijden en volhouden winnen.

Gedurende de 27 keer dat ik er ben geweest, heb ik een enorm respect gekregen voor de bewonderenswaardige levenslust van de Cubanen. Hoe diep de shit ook is waarin ze zitten, ze proberen er altijd het beste van te maken. Ze blijven onder de meest erbarmelijke omstandigheden vrolijk, zo zit het nou eenmaal in de volksaard opgesloten. Ze lopen niet 24 uur per dag te zaniken over pietluttigheden en futiliteiten en doen hun uiterste best om van niets iets te maken. Waardigheid en fatsoen verliezen ze daarbij zelden uit het oog.

Aan zulk gedrag kan elk verwend en verongelijkt varken dat tekeergaat in Nederlandse supermarkten een groot voorbeeld nemen.

© RK

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *