Tijdelijke trainer vrouwen Draisma Dynamo maakt het niet moeilijker dan dat het is; ‘Duizendpoot’ Harry van den Brink zweert bij duidelijkheid

By | 24 maart 2024

Na het voortijdige vertrek van Arjen Schimmel als trainer/coach van het vrouwenteam van Draisma Dynamo volstond een telefoontje van Jorg Radstake aan een voormalig ploeggenoot om tot aan het eind van het huidige volleybaljaar in de opvolging te voorzien. Met oud-internationaal Harry van den Brink (55) maakte de trainer zijn opwachting die afgelopen seizoen de vrouwen van Friso Sneek naar de landstitel loodste.

De inwoner van Hattem had na het succesjaar in Friesland eigenlijk een volleyballoze periode voor zichzelf ingelast. Op het moment waarop Draisma Dynamo hem benaderde, hapte Van den Brink toch toe. Het bloed kruipt bij het als teamleider bij Landstede in Harderwijk werkzame volleybaldier waar het niet gaan kan. De afstand vanuit zowel zijn woon- als werkplaats naar Apeldoorn valt te behapstukken. Het valt tevens te combineren met het eigen coachingsbureau dat de professionele ‘probleemoplosser’ al sinds 2003 beheert.

“Ik ben wel een beetje een duizendpoot. Ik weet eigenlijk niet beter. Ik doe het met weinig slaap en blijf er energiek van”, zegt de coach van zichzelf. Van den Brink ziet wel raakvlakken tussen het begeleiden van uiteenlopende personen uit het bedrijfsleven en sportlieden. “Ik kan goed de vinger op een zere plek leggen. Je moet zorgen dat je de poppetjes op de juiste plek zet.”

In zijn geboorteplaats Wezep holde hij aanvankelijk achter een bal aan. “Tot m’n zestiende heb ik gevoetbald. Bij WHC. Ik was voorstopper. Ik kon best aardig voetballen. Ik zat altijd in selectie-elftallen. Toen ik ging volleyballen bij VZK, ging het eigenlijk vanzelf. Ik was al lang en zat motorisch goed in elkaar. Binnen twee jaar werd ik gevraagd door Reflex en Zwolle. Hoewel Reflex in de eredivisie speelde, koos ik voor Zwolle. Al vond ik het heel moeilijk om de overstap te maken. Ik had het prima naar m’n zin bij VZK. Lex Honingh, de trainer van Zwolle, sprak toen het toverwoord. Hij zei dat ik altijd weer naar Wezep terug kon gaan als het me niet beviel.”

Van den Brink ervoer zijn Zwolse jaren in meerdere opzichten als een feest. “In mijn eerste jaar werden we ongeslagen kampioen van de eerste divisie. We hadden een jong team. We trainden vier keer in de week. In de avonduren. Voor die tijd was dat veel. In de eredivisie gingen we naar een grotere hal. Dat werd groots aangepakt. Vanaf dag één zat het vol. Er kwamen elke wedstrijd wel 1500 toeschouwers. Ik denk dat wij in die dagen gemiddeld meer publiek trokken dan PEC Zwolle. Kuipers, de sponsor, was heel goed in het vermarkten. Zo was er destijds al een sponsortribune. En er was een voorprogramma. Met showorkest Jubal of een dweilorkest. Als wij dan de zaal in kwamen, stond het publiek al op de banken.”

In zijn actieve tijd werd er vanuit Apeldoorn al gehengeld naar zijn diensten, zo vertelt hij. “Ik heb al met al dertien jaar met Zwolle in de eredivisie gevolleybald. Ondanks dat ik veel gevraagd ben door andere clubs. Ook uit het buitenland. Bij Maaseik kon ik in de guldentijd een ton per jaar verdienen. Dynamo toonde ook meer dan eens interesse. Ik zat in Heerenveen op het CIOS. Paul van Sliedrecht, de trainer van Dynamo, kwam daar vandaan. Die kwam langs om een kopje koffie met mij te drinken. Roel Vennik, de toenmalige teammanager van Dynamo, belde me elk jaar. Op een gegeven moment zei hij: ik bel jou niet meer. Als je wilt komen, dan bel je mij maar.”

Vanuit zijn opleiding rolde hij bijna automatisch het trainersvak in. “Op het CIOS was ik al bezig met volleybal. Tot na m’n dertigste heb ik doorgespeeld. Toen de kinderen kwamen, ben ik gestopt. Ik ging daarna meteen door als trainer. In het begin deed ik zelf nog weleens mee. Tot aan Sneek heb ik alleen maar mannen getraind. Tegen mannen kun je doorgaans wat meer zeggen. Vrouwen werken over het algemeen langer. Zij hebben behoefte aan duidelijkheid. Transparantie is daarom heel belangrijk.”

In coronatijd ebde het plezier enigszins weg en zette de destijds als trainer van de mannen van EVV uit Elburg actieve Van den Brink er een punt achter. Een onverwacht telefoontje uit Friesland blies zijn trainersloopbaan in de nazomer van 2022 nieuw leven in. Hij ging de uitdaging aan bij Friso Sneek en voerde de Friezinnen zowaar naar het landskampioenschap.

“Vera Koenen had in principe toegezegd, maar zag er vanaf na het vertrek van een groot aantal speelsters. Toen belden ze mij. Ik had nog nooit dames getraind en wist helemaal niets van damesvolleybal. Ik ging met het bestuur kletsen en had meteen in de gaten dat de randvoorwaarden perfect waren. Doordat we begonnen met negen speelsters, raakten we al heel snel ingespeeld. Toen we in die best-of-five serie terechtkwamen tegen Utrecht, heb ik geen moment getwijfeld dat wij kampioen zouden worden”, vertelt Van den Brink dat zijn pupillen loon naar werken kregen.

De succescoach hield het desondanks na één seizoen voor gezien in Friesland. Het dagelijkse heen en weer rijden slokte te veel tijd op. “Ik heb wel gezegd: ik ga eruit met een knal. Dat is wel redelijk gelukt”, zegt de kampioenenmaker met enig gevoel voor understatement.

Halverwege het seizoen instappen bij Draisma Dynamo zag Van den Brink niet als onoverkomelijke hindernis. Al gaat het proces om het in Apeldoorn aanwezige talent te koppelen aan klinkende resultaten niet van de ene op de andere dag, verduidelijkt hij. “We zijn aan het bouwen, willen het verder finetunen. Tijd is daarbij het grootste probleem. Uit deze selectie valt meer te halen. De simpele fouten moeten eruit. Ze moeten nog leren winnen, zichzelf bewust worden van dat ze het kunnen. Dat moeten ze eerst twee of drie keer ervaren.”

Geen vetpot als international

Harry van den Brink haalde in 1992 als speler van Kuipers Zwolle zelfs het nationale team. Sportief misschien het hoogst haalbare voor elke volleyballer, financieel leverde het hem weinig op.

“Officieel heb ik vier caps op m’n naam staan. Ik heb zo’n driekwart jaar bij het Nederlands team gezeten. De Chinees Pang was bondscoach. Achter de coulissen was Joop Alberda al aan het kneden. Nederland had dat jaar zilver gewonnen op de Olympische Spelen in Barcelona, maar er was weinig geld. Op een gegeven moment heb ik zelf de stekker eruit getrokken. Ik was toen 24. Ik moest elke dag naar Amsterdam om te trainen. Ik kreeg 40 gulden per dag, inclusief reiskosten. Ik hield er dus niets aan over. We hadden net een huisje gekocht en de hypotheek moest wel betaald worden. Je weegt dan zaken goed tegen elkaar af en maakt een keuze”, berouwt Van den Brink het bijna 32 jaar na dato niet dat hij in 1996 misschien wel Olympisch goud had kunnen winnen.

Magazine Businessclub Dynamo voorjaar 2024 / Foto Remco Strikwerda

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *